Binnenkort in De Kapel

  • 13 Oct Babet te Winkel, lezing: Zien in het donker; over nieuwe taal voor rouw
  • 20 Oct Elly Mulder, lezing: De praktijk van het straatpastoraat.
  • 27 Oct Anne Bannink, lezing: Wind tegen - Liefde in tijden van dementie.

Poezie en muziek: Anouk Smies en Boudewijn Zwanenburg

Op zondagmiddag 19 januari a.s. zal de dichter  Anouk Smies     voordragen uit eigen werk.                     

De muzikale omlijsting wordt verzorgd door de pianist Boudewijn Zwanenburg.

 

Aanvang: 14.30 uur

Toegang: € 10

Meer informatie over Anouk Smies en Boudewijn Zwanenburg.

Anouk Smies (1975) debuteerde in 2013 met Citaten van een roofdier, een bundel die de jury van de C. Buddingh’-prijs fascineerde door de weerbarstige, onnavolgbare beeldspraak.

Haar tweede bundel Wie heeft een middelpunt nodig (2016) werd genomineerd voor de J.C. Bloemprijs. In 2018 is haar derde bundel verschewnen: Onbeschoft, zo wit.

Anouk Smies publiceerde eerder op Krakatau, de Optimist en de Contrabas. Ze schreef poëzie en levensbeschouwelijke verhalen voor kinderen, en is eigenaresse van Tekstbureau PURUS. Daarnaast beslaat ze vijftig procent van het tekst en beeld spugend samenwerkingsverband Collectief 15.

Dichtbundels
Citaten van een roofier (Uitgeverij Opwenteling, 2013)
Wie heeft een middelpunt nodig (Uitgeverij Opwenteling, 2016)

Boudewijn Zwanenburg had negen jaar les aan verschillende muziekscholen van steeds dezelfde docente: Berteke Keijzer.
Daarna begon hij aan een vooropleidingsjaar Klassieke Muziek aan het Conservatorium in Utrecht bij Klára Würtz.
Inmiddels is Boudewijn doorgestroomd naar het eerste jaar van de Bachelor opleiding bij Sebastián Colomb

Recensie dichtbundel Anouk Smies

Uit het juryrapport van de J.C. Bloem-poëzieprijs 2017:
“De poëzie van Anouk Smies is fysiek, grillig en snaaks, de beeldspraak gewaagd. De zinnen zijn uitgebeend: kort, suggestief en soms raadselachtig, maar vertonen onmiskenbaar een eigen samenhang. Smies zet de taal naar haar hand, en daarmee de wereld – en toch ook weer niet, want de werkelijkheid is weerbarstig. Deze poëzie is fantasierijk, zintuiglijk, wellustig, impulsief. Het lyrisch ik is één en al vingers, tong, huid, sensaties en gedachten, maar heeft het wel een centrum, zo vraagt het zich af. In Wie heeft een middelpunt nodig laat Smies de lezer door een kleine opening getuige zijn van een leven dat in de verte beangstigend veel op het zijne lijkt.”
Ton van ’t Hof over de tweede bundel van Anouk Smies: “Het zou me niet verbazen als Smies schoonheid uit obscuriteiten wil slaan, op zoek is naar verborgen bekoring die zich in en achter het zichtbaar lelijke in de wereld bevindt. Waarbij ze als een tastende blinde bandiet te werk gaat, die genadeloos toeslaat als schoonheid eenmaal gevonden is.” (link).
Hans Puper op Meander: “Je komt niet verder dan vermoedens over een wereld achter de gedichten. Dat is geen tekortkoming, integendeel: ze zet je verbeelding aan het werk. (…) Anouk Smies verdient meer bekendheid.” (link)
Laurens Tieleman op Passionate Platform: “Ze laat haar lezers duizelen met een beeldspraak die een volledig nieuw licht werpt op herkenbare alledaagsheden.” (link)
Britta Koopen in Het Eindhovens Dagblad: “Man-o-man, wat kan die vrouw jongleren met taal” (link)
Arjen van Meijgaard op Extaze: “Smies weet de lezer te verleiden met een treffende eerste strofe, om dan dieper weg te duiken in haar associatieve gedachten” (link)
Albert Hagenaars: Of de gedichten nu broeien, ontkiemen en zelfs durven te mislukken; saai zijn ze nooit! Smies strooit voldoende talent in het rond (link)